Een compleet of volledig bloedbeeld is één van de meest gebruikte bloedonderzoeken en is een vrij brede test om verschillende onderdelen van het bloed te onderzoeken. Er wordt een buisje bloed afgenomen uit een ader (meestal in de arm). Aan het buisje is een antistollingmiddel toegevoegd waardoor het bloed niet stolt. Hierna worden de volgende tests uitgevoerd:
- Hb (hemoglobine), de meting van het hemoglobine-gehalte (de hoeveelheid zuurstof-dragende proteïne) van het bloed
- Ht (hematocriet), de meting van het volume dat de rode bloedcellen innemen in het bloed
- Erytrocyten, een telling van het aantal rode bloedcellen (inclusief reticulocyten, dit zijn onrijpe erytrocyten)
- Leukocyten, een telling van het aantal witte bloedcellen (alle typen: B-lymfocyten en T-lymfocyten, monocyten, granulocyten (neutrofielen, basofielen en eosinofielen))
- Trombocyten, telling van het aantal bloedplaatjes
- RDW (Relative Distribution Width) is de Engelse term voor de berekening van de variatie in de grootte van de rode bloedcellen. Bij sommige soorten bloedarmoede bestaat er een grote variatie in de afmetingen van rode bloedcellen. Dan is de RDW toegenomen
- MCV (Mean Corpuscular Volume) oftewel de gemiddelde grootte van rode bloedcellen. Een te hoge MCV-waarde komt voor bij bloedarmoede ten gevolge van een vitamine-B12 gebrek. Een te lage MCV-waarde komt voor bij bloedarmoede ten gevolge van een ijzergebrek.
- MCH (Mean Corpuscular Hemoglobin) oftewel de berekening van de hoeveelheid zuurstof vervoerend hemoglobine in de rode bloedcellen.
- MCHC (Mean Corpuscular Hemoglobin Concentration) de berekening van de hemoglobine concentratie in rode bloedcellen.
Een overzicht van alle referentiewaarden klinische chemie staat op de website van het farmacotherapeutisch kompas.
De referentiewaarden (= normaalwaarden) voor volwassenen bij een compleet bloedbeeld zijn:
test | man/vrouw | waarde | eenheid |
---|---|---|---|
Hb | M | 8,5 – 11,0 | mmol / liter bloed |
V | 7,5 – 10,0 | ||
Ht | M | 0,41 – 0,51 | liter / liter bloed |
V | 0,36 – 0,47 | ||
Erytrocyten | M | 4,4 – 5,8 | 1000 miljard / liter bloed |
V | 4,0 – 5,3 | ||
Reticulocyten | 5 – 25 | per 1000 erytrocyten | |
Leukocyten | 4 – 10 | miljard / liter bloed | |
Lymfocyten | 1,0 – 4,0 | miljard / liter bloed | |
Monocyten | 0,2 – 0,8 | miljard / liter bloed | |
Neutrofielen | 1,5 – 9,0 | miljard / liter bloed | |
Basofielen | minder dan 0,2 | miljard / liter bloed | |
Eosinofielen | minder dan 0,4 | miljard / liter bloed | |
Trombocyten | 150 – 400 | miljard / liter bloed | |
MCV | 80 – 100 | femtoliter | |
MCH | 1600 – 2100 | amol | |
MCHC | 19 – 23 | mmol / liter bloed |