Geneesmiddelen
Geneesmiddelen spelen een belangrijke rol in de behandeling van hematologische aandoeningen. Binnen de hematologie wordt veel gebruik gemaakt van:
Bloedstelpende middelen (hemostatica)
Geneesmiddelen die het stollen van het bloed (hemostase) bevorderen. Deze middelen worden gebruikt ter preventie of bij de behandeling van stollingsstoornissen waarbij sneller bloedingen ontstaan of bloedingen langer aanhouden. De werking berust op:
- het activeren van het stollingsproces door toediening van zogenaamde bloedstollingsfactoren
- het remmen van de afbraak van bloedstolsels (de zogenaamde anti-fibrinolytica)
- toediening van vitamine K dat een rol speelt bij het stollen van bloed.
Bloedstolling remmende middelen (anti-trombotica)
Geneesmiddelen die het ontstaan van bloedstolsels remmen om dDe kans op trombose of embolie te verminderen. De werking berust op:
- het voorkomen van het samenklonteren van bloedplaatjes (de zogenaamde bloedverdunners of trombocyten-aggregatie-remmers)
- het oplossen van ontstane bloedstolsels (de zogenaamde trombolytica of hemolytica)
Chemotherapie
Chemotherapie is een behandeling met bepaalde medicijnen (ook wel cytostatica genoemd) die de deling en dus de vermenigvuldiging van (kanker)cellen remmen. Een chemotherapeutische behandeling wordt in een aantal situaties gegeven:
- om de ziekte te genezen wanneer verwacht wordt dat door middel van chemotherapie alle kankercellen in het lichaam kunnen worden vernietigd;
- om na chirurgie of radiotherapie restjes achtergebleven kankercellen te vernietigen (de zogenaamde aanvullende of adjuvante therapie);
- om de kanker terug te dringen (of om een tumor te laten slinken) voorafgaand aan een andere behandeling zoals chirurgie of een stamceltransplantatie (= neo-adjuvante therapie);
- om de kanker te beheersen, symptomen te bestrijden en de levensduur van de patiënt te verlengen (= palliatieve chemotherapie).
Bijwerkingen
De medicijnen worden via een infuus, in tabletvorm of via onderhuidse injecties toegediend. De werkzame stoffen verplaatsten zich via het bloed naar alle weefsels van het lichaam en vallen daar de kwaadaardige cellen aan. Helaas beïnvloeden deze geneesmiddelen ook de gezonde cellen in het lichaam, wat vaak bijwerkingen tot gevolg heeft. De schade aan de gezonde cellen is echter meestal tijdelijk is en de bijwerkingen verdwijnen dan ook na afloop van de behandeling. De cellen in het lichaam die het meest gevoelig zijn voor chemostatica zijn het beenmerg, de haarzakjes, zaad- en eicellen, het slijmvlies in de mond en het spijsverteringskanaal.
De meest voorkomende bijwerkingen zijn:
- symptomen als gevolg van een tekort aan gezonde bloedcellen door een vertraagde aanmaak in het beenmerg:
- anemie als gevolg van een gebrek aan rode bloedcellen. Rode bloedcellen vervoeren zuurstof naar alle delen van het lichaam. Bij een tekort treden aanhoudende vermoeidheid, duizeligheid, bleekheid, of kortademigheid bij lichamelijke activiteiten op
- frequente of terugkerende infecties en langzame genezing, door het gebrek aan normale witte bloedcellen
- verhoogde kans op bloedingen of onverklaarbare blauwe plekken door een tekort aan bloedplaatjes. Bloedplaatjes helpen bij het stollen van bloed en het stelpen van bloedingen
- haaruitval door inwerking van de cytostatica op de haarzakjes. Of haaruitval optreedt is afhankelijk van het type, de combinatie of de dosis chemotherapie die wordt gegeven
- misselijkheid en braken. Niet alle middelen veroorzaken deze bijwerkingen en door meer doeltreffende geneesmiddelen zijn deze bijwerkingen een veel minder groot probleem dan in het verleden
- diarree en constipatie. Omdat de chemostatica de cellen in de wanden van het spijsverteringskanaal beïnvloeden kan gedurende een periode diaree, maar ook constiptatie optreden
- verlies van eetlust en veranderingen in uw smaakzintuigen. Sommige cytostatica veroorzaken in de eerste weken na de toediening een pijnlijke mond doordat zij inwerken op het slijmvlies van de mond en zweren veroorzaken
- effecten op de zenuwen in handen of voeten. Dit kan leiden tot tintelingen of gevoelloosheid, of een gevoel van spelden en naalden. Dit verschijnsel wordt perifere neuropathie genoemd
- effecten op het zenuwstelsel. Sommige cytostatica kunnen gevoelens van angst, onrust, duizeligheid, slaperigheid of hoofdpijn veroorzaken. Soms ervaart de patiënt een gevoel van concentratieverlies
Immunotherapie
Bij deze therapie worden – om de ongewenste cellen te vernietigen – stoffen gebruikt die van nature in het lichaam voorkomen. Immunotherapie wordt dan ook wel biologische therapie genoemd. De werking van deze middelen berust op verschillende mechanismen:
- monoklonale antistoffen. Het immuunsysteem van het lichaam gebruikt antistoffen bij de bestrijding van infecties. Antilichamen kunnen ook gebruikt worden in de behandeling van kanker. Een monoklonaal antilichaam (antistof) herkent eiwitten die worden aangetroffen op het oppervlak van bepaalde cellen. Zodra het monoklonaal antilichaam (monoklonaal = afkomstig zijn uit één enkele cel) het eiwit herkent, klampt het zich vast aan deze cel en worden reacties teweeggebracht die de cellen vernietigen. Ook is het mogelijk een geneesmiddel of radioactieve stof aan de antilichamen te hechten, zodat deze stoffen hun werking rechtstreeks op één specifiek type kankercel kunnen richten.
- groei-remmers
- proteasoom-remmers. Proteasomen zijn enzymen die in alle cellen van het lichaam voorkomen en een belangrijke rol spelen in de controle van de celfuncties en de celgroei. Proteasoom-remmers verstoren de werking van deze enzymen. Omdat kankercellen gevoeliger zijn voor proteasoom-remmers dan normale cellen, zullen zij daarom eerder sterven.
- angiogenese-remmers. Tumoren hebben zuurstof en voedingsstoffen nodig. Deze voedingsstoffen halen zij uit het omringende netwerk van bloedvaten. De aanmaak van bloedvaten wordt angiogenese genoemd. Angiogenese-remmers verstoren de ontwikkeling van deze bloedvaten, waardoor de kanker niet kan overleven.
- vaccins
- gentherapie. Bij gentherapie wordt genetisch materiaal in de cellen gebracht, waardoor deze cellen eiwitten gaan produceren die zij normaal gesproken niet produceren en die kunnen helpen bij het bestrijden van ziektes.
Gentherapie is een nieuwe techniek die de komende jaren in studieverband (trials) zal worden ontwikkeld voor de behandeling van een aantal verschillende kankers.
Op de website van het KWF, is uitgebreide informatie beschikbaar: www.kanker.nl
Overige geneesmiddelen
Onder andere:
- Pijnstillers (= analgetica)
- Bifosfonaten. Middelen die (bijvoorbeeld bij multipel myeloom) kunnen helpen bij het bestrijden van zwakte van de botten of die worden gebruikt voor het verlagen van een verhoogd calciumgehalte in het bloed.
- Ontsteking-remmers
- Middelen om afstotingsreacties te voorkomen
- Antibiotica, om infecties te behandelen
Radiotherapie
Bij radiotherapie (ook wel bestralingstherapie genoemd) wordt zogenaamde ioniserende straling gebruikt om kankercellen te doden of tumoren te laten krimpen. Het mechanisme van radiotherapie berust op het beschadigen van het genetisch materiaal van de cellen in het bestraalde gebied. De cellen zullen daardoor ophouden zich te delen. Hoewel kankercellen gevoeliger voor bestraling zijn dan gezonde cellen, brengt de behandeling toch ook schade toe aan gezonde cellen. De gezonde cellen herstellen zich echter meestal goed na de therapie.
Een operatie kan voor een aantal doeleinden worden gebruikt.
- Genezing. Een curatieve (=genezende) bestralingstherapie waarbij een tumor of kankercellen bevattende weefsels worden gedood.
- Palliatie. Bestralingstherapie kan soms helpen om ongemakken, pijn, bloedingen of complicaties te verminderen.
- Adjuvante bestralingstherapie. Een ondersteunende therapie voor of na een behandeling met chemotherapie of voor of na een operatie.
Op de website van het KWF, is uitgebreide informatie over radiotherapie beschikbaar: www.kanker.nl/bibliotheek
Chirurgie
- Genezing. Een curatieve (=genezende) operatie waarbij een tumor of kankercellen bevattende weefsels worden verwijderd.
- Palliatie. Een operatie kan soms helpen om klachten, pijn of complicaties te verminderen.
- Diagnose. Tijdens de operatie wordt een stukje weefsel verwijderd dat door een patholoog wordt beoordeeld om de diagnose te kunnen stellen
- Stagering. Om informatie te verkijgen over het stadium waarin de ziekte zich bevindt en om een keuze voor een behandeling te maken, wordt tijdens een operatie vastgesteld in hoeverre de ziekte zich heeft uitgebreid in het lichaam
Bloedtransfusie
Sanquin is de organisatie die in Nederland op not-for-profit basis de bloedvoorziening verzorgt. Sanquin is in 1998 ontstaan uit een fusie van de Nederlandse bloedbanken en het Centraal Laboratorium van het Nederlandse Rode Kruis (CLB). Op de website van Sanquin wordt verteld hoe een bloedtransfusie wordt voorbereid en uitgevoerd.
Overige behandelingen
De overige behandelingen worden in de tekst bij de betreffende aandoeningen besproken.